Voorstelling
|
<uitvergroten> |
Koen Abts
In het wereldje van natuurkenners is de Snoekengracht een begrip. Nergens kan je immers zoveel brede orchissen op zo’n kleine oppervlakte zien. Nog opmerkelijker is misschien wel de betekenis van dit gebiedje in de geschiedenis van de natuurbeweging in Oost-Brabant. Op weinig andere plaatsen is er namelijk zoveel pionierswerk verricht en vind je zo’n schat aan interessante verhalen over (de evolutie van) onze vereniging. De Snoekengracht is het gestolde geheugen van de beweging. Denk maar aan het gewroet en geploeter in de jaren ’70; aan de ontbolstering van de bloemenrijkdom begin jaren ’80; aan de aankoop van het gebied in 1987; aan het begrazingsexperiment met de shetlandponies of aan de indrukwekkende uitbreiding in het recente verleden.
Alhoewel de Snoekengracht lang niet meer het enige natuurgebied is in de regio, blijft dit natuurpareltje binnen afdeling Velpe-Mene een bijzondere plaats innemen. Meer dan welk ander reservaat vertelt de Snoekengracht ons immers op indringende wijze de geschiedenis van het natuurbehoud, natuurbeheer en natuurbeleving in Oost-Brabant. Wat wil je ook, reeds dertig jaar zwoegen en zweten vrijwilligers om de natuur in eigen buurt in al haar glorie te laten schitteren.
Dertig zomers hooibeheer lijkt het uitgelezen moment om het pionierswerk van André, Hugo en Georges in hun Snoekengracht nog eens onder de loep te nemen. En wat blijkt, achter het grote verhaal van dertig jaar pionieren ligt een schat aan straffe en kleine verhalen. Schijnbaar onbeduidende verhaaltjes die het gebied nog meer kleur geven. Vertelsels waardoor de natuurpracht een menselijk gelaat krijgt. En wat vooral duidelijk wordt, achter de Snoekengracht steekt veel mankracht. In dit stuk volgt alvast een enkele impressies van de eerste vijftien jaren.
Van verboden toegang tot huurovereenkomst (1973-1975)
De Snoekengracht is een typisch voorbeeld van een historisch hooiland. Karakteristiek is de aaneenschakeling van kleinschalige hooilandjes. Nadat in 1966 de bewerkende boeren nog pogingen ondernemen om de percelen te ontwateren, verlaten begin jaren ’70 de laatste boer en het enige nog overblijvende boerenpaard uiteindelijk de hooilanden van de Snoekengracht. Te laag rendement en te vochtig is het landbouweconomische verdict. Het duurt echter tot 1973 alvorens lokale natuurliefhebbers, waaronder André Roelants en Hugo Abts, echt bewust worden van de natuurwaarde van de Snoekengracht. Op dat moment ontdekt men de Brede Orchis en organiseert men terstond een inventarisatieweekend in het gebied.
Een jaar later volgt de eerste confrontatie met de Watering. Meer concreet kwam toen de mechanische rivierruiming in de zwang, waarbij alle knotwilgen op de oevers van de Velpe zouden moeten wijken. Via de toenmalige gemeentesecretaris werd deze tabula rasa echter afgewend. Dit eerste succesje betekende een enorme stimulans. Meer dan ooit tevoren werd het gebied binnenstebuiten gekeerd. Dit was echter geen evidentie. Het gebied was jachtgebied met verboden toegang. “Gaston was toen jachtwachter en dat was niet lachen. Je moest eerst gaan zien of Gaston al dan niet op café zat om naar de Snoekengracht te durven gaan”, zo vertelt Hugo.
Zienderogen gaat het gebied op botanisch vlak achteruit. De hooilanden verruigen en verrieten, terwijl de weidepiketten uitgroeien tot heuse wilgen. In 1975 schieten er nog hooguit zes Breedbladige Orchissen over en een tiental plantjes Ratelaar. Kortom, er moet gehandeld worden. In datzelfde jaar worden de onderhandelingen voor een huurovereenkomst opgestart met notaris Corthouts. Uiteindelijk wordt in augustus 1975 de huurovereenkomst van 4 ha hooilanden voor een periode van 9 jaar afgerond. Een unicum, de Snoekengracht is het eerste reservaat van de streek. “De huur zelf had ook heel wat voeten in de aarde. Eerst kwam half natuurminnend Vlaanderen er naar kijken en finaal hebben we het gehuurd met de Regionale Vereniging Natuur & Landschap, die in 1975 OROMB had opgevolgd”. Op dat ogenblik is de toekomst van de historische hooilanden van Vertrijk dus voor minstens negen jaar veilig gesteld.
De hete zomer van 1976
Rond 21 juli, zoals het lange tijd traditie zou blijven, werd de Snoekengracht in 1976 voor het eerst gemaaid. “Met een R4 zijn we toen de maaibalk van de Universiteit van Gent gaan halen”. Om meer dan één reden staat de zomer van 1976 in het geheugen van Hugo en André gegrift. “Het werk was onmenselijk”. Vooreerst was het snikheet. “Om niet altijd in de hitte te zitten, hebben we een hele periode om 5 uur ’s ochtends beginnen werken. We waren trouwens verplicht om te werken met goede lichaamsbescherming tegen netels, distels en kleefkruid. Van short of korte hemdsmouwen was geen sprake”. Daarnaast maakten de ruigteplanten het werk enorm zwaar. Heel wat planten stonden bijna tot op manshoogte, terwijl het enorme aantal netels en kleefkruid het maaien fel bemoeilijkten. “De ene bestuurde de maaibalk, terwijl de andere er langs liep om met de steel van de riek de vallende Akkerdistels of Kale Jonkers uit het gezicht van de bestuurder te houden. Het kleefkruid zorgde er op haar beurt voor dat het mes constant verstopt raakte”. Het maaien had iets van een processie van Echternach. “Het was toen zo verruigd. Maaien ging twee meter vooruit en één meter achteruit. Een geluk dat we dat jaar zonder brokken doorkwamen. In 1977 was het trouwens wel prijs, toen brak het mes van de maaibalk”. Met de Agria-maaier werd uiteindelijk meer dan vier volle dagen gemaaid. Vervolgens werd er nog uren en dagen hooi afgedragen door een ploegje van zo’n zes mensen. “Tot 20 augustus gingen we door met het afdragen. Een hele poos wanneer je het met de huidige toestand vergelijkt: nu wordt alles op één dag gemaaid en is de afvoerklus op anderhalve dag geklaard”.
In de winter van 1976 werden tevens de knotwilgen voor het eerst aangepakt. “Van toen dateert de stommiteit om het gehakte hout op de oever van de Velpe te stapelen. De wilgentakken gingen echter schieten, waardoor we jaren winterwerk hebben gehad om de wirwar terug onder controle te krijgen”. Maar ook hier werd van de nood een deugd gemaakt en groeide er een mooie hakhouttraditie. “Vanaf 1976 tot begin jaren ’90 zijn Hugo en ik elke zondagnamiddag in het najaar tot en met Kerstmis tezamen in de Snoekengracht in het hout gaan werken”, mijmert André. Het engagement ging echter nog een heel stuk verder. Hun ervaring met natuurbeheer én fascinatie voor het Hageland dreef hen in de armen van twee andere natuurgebieden: Vorsdonkbroek en Dunbergbroek. Met de kwis ‘Leven en laten leven’ had André in 1977 namelijk een bosmaaier gewonnen. “Met die bosmaaier heb ik samen met Hugo gedurende de eerste vier jaren de twee belangrijkste weiden van Vorsdonkbroek gemaaid. In Dunbergbroek zijn wij op een avond ook beginnen maaien. We hebben daar echt pionierswerk verricht”.
Van Velpe-actie naar orchideeënfestijn (1976-1983)
De Snoekengracht was nog maar pas reservaat of de eerste donkere wolken doemden al op. In een vlaag van nietsontziend normalisatiedenken planden de watering Velpedal en studiebureau Belgroma de fatsoenering en rechttrekking van de Velpe. In één beweging zou de levensader van het gloednieuwe natuurgebiedje afgesneden worden. Protest bleef niet uit. “Dit vormde het begin van een jarenlange strijd, waarbij keer op keer de reeds aanbestede rechttrekkingswerken afgeblazen werden. De Velpe-acties groeiden uit tot een feuilleton met vele afleveringen, teveel om hier uit de doeken te doen. Dat is een boek op zich”. In dit dossier bewees de prille natuurbeweging één van de eerste keren haar maatschappelijke kracht. Met visionaire denkbeelden rond duurzaam waterbeheer slaagde ze erin het enggeestige normalisatiedenken te schaken. Maar wat zeker even belangrijk is, men slaagde erin het typische kleinschalige valleilandschap van de teloorgang te behoeden. “We droomden ervan dat de Velpe zou blijven kronkelen en meanderen. We durfden zelfs niet te hopen dat de Velpe ooit weer een propere beek zou worden. Inmiddels is dat een feit. Onze dromen zijn uitgekomen. En de meanders van de Velpe zijn in Vertrijk terug levendig. Levendiger dan ooit”.
Met het beheer groeide tegelijk de bloemenpracht. Vooral de pinksterbloem en koekoeksbloem kenden een massale uitbreiding. “Na een vijftal jaren beheer was de Snoekengracht, veel meer dan nu, een rode zee van koekoeksbloem”. Daarnaast kenden ook de knolsteenbreek, slanke sleutelbloem, tweejarig streepzaad en knoopkruid een steile opgang. “De margriet is echter nooit doorgebroken. Tegen onze verwachtingen in, bleef het bij enkele margrieten”. De orchideeën vormen echter het pronkstuk van het gebied. Rond de orchideeën groeien er al snel twee klassiekers. De eerste klassieker is de orchideeënwandeling, die voor het eerst in 1977 wordt ingericht. Deze jaarlijkse avondwandeling in mei zal in de loop der tijd uitgroeien tot dé publieksactiviteit van de Snoekengracht. Van heinde en verre zakt men naar Vertrijk af om de orchideeënweelde te kunnen bewonderen en André zijn sappige verhalen te aanhoren. Een tweede klassieker is de jaarlijkse telling van de bloeiende breedbladige orchideeën. Ietwat onbesuisd begint André in 1978 de orchideeën te tellen. Jaar na jaar zal hij het in mei herhalen. De exponentieel stijgende curve van het aantal bloeiende orchideeën wordt hem echter bijna fataal. “Op een gegeven moment werd het gewoonweg ondoenbaar. De orchideeën groeiden me letterlijk boven het hoofd. Vanaf de jaren ’90 tellen Georges en ik tezamen”. Hoe je het ook draait of keert, het is en blijft titanenwerk. Van 17 bloeiende orchideeën in 1978 is de trots van de Snoekengracht, na dertig jaar natuurbeheer, opgeklommen tot duizenden stuk. In de negentiger jaren waren er zelfs sommige jaren bijna 6000 stuks, die natuurlijk allemaal eerst geteld dienden te worden. Het resultaat van dit telwerk mag er overigens zijn. Met deze tellingen staat de beheersevolutie van de Snoekengracht zwart op wit op papier!
Een natuurgebied staat of valt met mensen. Om die reden is 1981 geen onbelangrijk jaar in de geschiedenis van de Snoekengracht. In dat jaar vervoegt Georges Buelens het conservatorsduo. Georges herinnert het zich als volgt: “In 1979 zijn we in Vertrijk komen wonen. Hugo kende ik van een cursus natuurbeheer in de U.I.A. en hij belde me toen op. ‘Wij hebben hier de Snoekengracht, daar moet je eens komen kijken’. Ik was vereerd mee te mogen beheren”. Vanaf dan zet Georges mee zijn schouders onder het beheer én de uitstraling van de Snoekengracht. En op wat een manier! Doorheen de tijd laat hij duizenden mensen en schoolkinderen kennis maken met de fauna en flora van het gebied. De ochtendwandeling elke laatste zondag van de maand is hierbij de constante. Daarnaast introduceert Georges allerhande monitoringonderzoek, waarvan vooral het peilbuizenonderzoek het meest in het oog springt. In het kader van dit onderzoek meet Georges nog steeds elke maand het niveau van het grondwater op, waardoor een unieke gegevensreeks is ontstaan. Dit maakt de Snoekengracht tot één van de best onderzochte gebieden van de streek.
Kaalslag of aankoopacte (1983-1987)
Toch heeft de toekomst van de Snoekengracht aan een zijden draadje gehangen. In begin van de jaren tachtig werd plots al het hakhout en de hoge bomen op de percelen grenzend aan de hooilanden verkocht. André en Hugo schoten in actie. “Uit vrees voor een kaalkap, konden André en ik op het laatste nippertje het hakhout en het hout van het elzenbroekbos ten persoonlijke titel opkopen. Aan de ene kant was het goed hout voor de kachel, aan de andere kant konden we aan natuurbeheer doen. Es en eik werden gespaard. Daarnaast lieten we de oude zwarte elzenbossen, die in de periode 1919-1930 geplant waren, staan. Op dit ogenblik zijn het nog de enige echte oude elzenbossen in het gebied”, vertelt Hugo. Achteraf bleek deze demarche een meesterzet. Het was de opstap voor de latere aankoop van de Snoekengracht.
In 1987 kwamen de beheerde hooilanden en elzenbroekbossen, in totaal zo’n 10 hectare, te koop. Om twee redenen was de aankoop geen een sinecure. Vooreerst liep de koop zèlf bijna mis. “De aankoop zat al in een vergevorderd stadium, toen de plaatselijke jager ons voor de keuze stelde: ofwel een akkoord, ofwel geen koop. Toen hebben we een afspraak gemaakt met de jagers. Gedurende tien jaar zou in het gebied vier maal per jaar gejaagd mogen worden. Zonder die afspraak zou de aankoop nog op het laatste nippertje misgelopen zijn”. De goede vrede was bewaard, de koop kon doorgaan. Nu moest echter een tweede klip omzeild worden, namelijk de geldkwestie. In een totaal andere context dan vandaag moest snel een hele som geld op tafel gelegd worden. “Toen was het nog aankopen zonder subsidie. We moesten zelf instaan voor bijna de gehele financiering. De toenmalige voorzitter van Natuur & Landschap en andere leden van het team hebben toen zelf elk een bedrag van 200.000 BF als gift ingebracht. Daarnaast zorgde de gemeente voor eenzelfde bedrag als subsidie en konden we een beroep doen op een inbreng van het Wereldnatuurfonds en Natuurfonds Hageland. We hebben enorm hard moeten werken om het hele bedrag bij elkaar te brengen. Maar desalniettemin zijn we achteraf ongelooflijk blij dat we het risico toch hebben durven nemen”.
Boem, mankepoot en fabel (1990)
Sinds 1987 is de Snoekengracht in eigendom van de natuurbeweging. Dit kaderde in een algemene tendens binnen Natuur & Landschap, waarbij halverwege de jaren tachtig het aankopen van natuurgebieden startte. Het Natuurfonds Hageland, een samenwerking tussen Natuur & Landschap en Natuurreservaten, werd opgericht in 1983. De eerste aankoop gebeurde in 1986 in Vorsdonkbroek. Hierna evolueerde het verwerven van terreinen snel tot de topprioriteit van de vereniging. Het doel was tweeledig: iedere gemeente zijn reservaat, iedere gemeente zijn kern van mensen. Het resultaat is gekend. De Snoekengracht is in omvang sterk gegroeid en onze afdeling Velpe-Mene ligt bezaaid met mooie natuurparels.
Het beheer van de Snoekengracht was lange tijd meer van hetzelfde. In de zomer hooien, in de winter hakhout kappen. Deze beheerstraditie werd in 1990 danig verstoord. Begrazing was de nieuwe beheershype. Niet schuw voor enige vernieuwing, sprong het conservatorstrio naarstig mee op deze trein. Ponies konden immers een oplossing bieden voor het beheer van bepaalde percelen. In mei 1990 gooide men zich in het avontuur. Drie shetlandponies werden toen uitgelaten in de Snoekengracht. “De kinderen gaven ze in de stallen van paardenhandelaar Vanpee snel de volgende namen: witsnuit, zwartsnuit en fabel”. Alhoewel ze allemaal al vervangen zijn door nieuwe ponies, bracht dit ponytrio heel wat leven in de brouwerij. Fabel, een hengst met machogedrag, werd de toezichthouder van de Snoekengracht. De aankoop van Zwartsnuit was ronduit een miskoop. Veel betaald voor een stokoude merrie met een manke poot. Zo werd ze voor de rest van haar dagen genoemd: Mankepoot. Ook Witsnuit werd al na enkele dagen omgedoopt tot Boem omdat ze zo dik was. Boem was evenwel een begrip: een nieuwsgierige merrie met een eigenzinnig karakter die onsterfelijk is geworden omdat ze zovele mooie merrieveulens wierp, waaronder Boem2. Naar de Snoekengracht gaan, was voor velen dan ook synoniem met een bezoekje aan de kleine paardjes. En het minste wat je kan zeggen, de ponies hebben voor heel wat animo gezorgd. “Dieren hebben capriolen. Meer dan eens hebben we onze ponies moeten gaan zoeken in de wijde omgeving: in de hooilanden, in het koutemveld, in de tuin van de buren. Zelfs in Brussel zijn we ooit één van onze ponies moeten gaan ophalen. Op het moment zelf is het geen pretje, maar achteraf kan je er altijd om lachen”. Ondertussen lopen er nog steeds ponies, ponies van een andere generatie, ponies zonder naam. Wie geeft hen terug een naam en gezicht?
Een hele prestatie, een heel team (2005)
Naar aanleiding van dertig jaar Snoekengracht is het gepast eens het verleden
in het licht te stellen. Maar, we leven niet in het verleden. De Snoekengracht
is sterk veranderd. Het kleine hooilandencomplex van 4 ha is uitgegroeid
tot een middelgroot gebied, terwijl het pionierstrio doorheen de jaren het
gezelschap heeft gekregen van vele geëngageerde vrijwilligers. Vandaag
staat de Snoekengracht gelijk met een heel team! Op zaterdag 14 mei om 18u30
nodigen André, Hugo, Georges, Luc, Pieter, André, Luc, Robin,
Roald en Gert je dan ook graag uit op de viering van dertig jaar Snoekengracht.
Kom zeker genieten van de impressionante bloemenpracht, het is de moeite!
Voor meer informatie, zie www.velpe-mene.be.
Robin Guelinckx
Het natuurreservaat de Snoekengracht te Vertrijk bestaat dit jaar 30 jaar. Een mooi moment om even terug te blikken op de groei van dit reservaatsproject.
In 1975 werd door de toenmalige Regionale Vereniging Natuur & Landschap (nu Natuurpunt Oost-Brabant) een huurovereenkomst afgesloten voor een blok van ongeveer 4 hectare. Dit zijn de huidige hooilanden en een tussenliggend elzenbroekbos op de rechteroever van de Velpe. Het gebied was toen al een tijdje niet meer in gebruik door de landbouw en er werd besloten om het maaibeheer terug op te starten. De eerste jaren verliep het beheer moeizaam omdat er reeds een sterke verruiging op gang gekomen was met een hoge productie als gevolg. Maar de conservators waren, zoals nu nog steeds, zeer gedreven en bewust van de potenties van dit gebied.
In 1987 konden de hooilanden, die toen al meer dan 11 jaar met succesvolle resultaten beheerd werden, aangekocht worden. Het reservaat breidde tegelijkertijd uit in noordoostelijke richting tot aan de spoorlijn Leuven - Tienen. Deze aankoop omvatte een waardevol hakhoutbos en een reeks verlaten graslanden die zich de voorbije decennia tot een waardevol elzenbroekbos hadden ontwikkeld. De totale oppervlakte in eigendom bedroeg op dat moment 10,28 hectare.
In 1990 werd het gebied uitgebreid met de populierenaanplant op de linkeroever van de Velpe. De populieren werden eind jaren ’90 gekapt. Hierdoor kregen andere vegetaties een kans, meer bepaald Rietland, Moerasspirea- en Grote Zegge vegetaties.
In 1997 werd het grasland aan de ingang van het natuurgebied nabij het station gekocht (0,45 ha).
In 2002 werd een rietveld in de nabijgelegen vallei van de Kleine Vondelbeek aangekocht en het eerste deel van het kasteelpark aan de overkant van de spoorweg. In totaal gaat het om 2,44 hectare. In dit stuk van het park staat het theehuisje (zie thematekst).
In 2003 werd in het kasteelpark nog een klein deel aangekocht. Daarnaast werd ook een perceel in de nabijheid van de Kerk van Vertrijk aangekocht. Op dit stuk staat de pittoreske Sint-Luciakapel (zie themabijdrage). In de vallei van de Grote Vondelbeek werden daarnaast alle broekbossen en een hellinggrasland aangekocht. Binnen deze aankoop werd tevens een jagersakkertje en een populierenbosje verworven op een zandige valleiflank van de Grote Vondelbeek op de Grote kouter. Hier wordt nu een akkerbeheer gevoerd waarbij het graan op de akkers blijft staan tot na de winter. Voorbije winter overwinterden op dit perceel maar liefst 250 Geelgorzen, meer dan 100 Ringmussen, enkele Rietgorzen en tot 74 Grauwe gorzen. In 2004 en 2003 werden er naast de diepe spoorwegbermen te Kumtich nog een akker, enkele graslanden en een hoogstamboomgaard te Roosbeek aangekocht die in het reservaatsproject opgenomen zijn. De voorbije twee jaar werden met deze aankopen zo’n 16.50 ha aan het reservaatsproject toegevoegd.
Het reservaatsproject beslaat nu meer dan 30 hectare. Het gaat om een aaneengesloten geheel, vertrekkende van het dorp van Vertrijk tot de Leuvensesteenweg en via de grote Vondelbeek tot bijna aan de E40. De Boomgaard in Roosbeek, het terrassenlandschap te Kumtich en het perceel langs de Kleine Vondelbeek zijn belangrijke natuurmarkers in het landschap in de nabije omgeving van de Snoekengracht en vormen stapstenen naar andere natuurgebieden in de streek.
tekst en figuren: Koen Abts, Robin Guelinckx en Esther Buysmans